Jiu-jitsu is een sport. Het bestaat uit een aantal technieken om zichzelf te verdedigen tegen een aanval. Jiu-jitsu is niet competitief: er zijn normaal gezien geen wedstrijden, de deelnemers wisselen af tussen de rol van aanvaller (die onvermijdelijk het onderspit delft) en verdediger (die dankzij zijn/haar technieken de aanvallen afslaat).
Als verdedigingssport is jiu-jitsu volledig, dat wil zeggen dat vele verschillende soorten technieken worden aangewend om aanvallers te stoppen. De bekende contactsporten Karate, Judo en Taikwondo kunnen worden beschouwd als specialisaties van jiu-jitsu waarbij de nadruk telkens ligt op een deel van de technieken: bij karate zijn schoppen en slagen belangrijk, bij judo de worpen en wurgingen, enzovoort.
Verdere informatie: Wikipedia
Aan beoefenaars van jiu-jitsu worden geen speciale eisen gesteld. De beoefenaar moet rekening houden met zijn/haar eigen beperkingen, maar er zijn nuttige technieken voor iedereen.
Sommige technieken kunnen de aanvaller blijvend letsel toebrengen als ze onbeheerst worden uitgevoerd. Daarom worden de technieken stapsgewijs aangebracht: een leraar zal een leerling een techniek pas aanleren als die daar klaar voor is. De meeste clubs leggen een minimumleeftijd op of voorzien een aangepast trainingsprogramma voor jonge kinderen.
De term jiu-jitsu komt uit het Japans.
Jiu of ju = soepel, zacht | |
Jitsu of jutsu = kunst, techniek |
Een bedreven jiu-jitsuka kan met een minimum aan eigen kracht de aanval afslaan door duidelijk te maken dat hij/zij weerwerk zal bieden. De kans is dan groot dat de agressie stilvalt voordat ze escaleert.
Volgens de Japanse mythologie ontspringt deze gevechtskunst in het oude China rond de vijftiende eeuw van onze jaartelling. Meer waarschijnlijk begon het in het Edo-tijdperk, de periode van de zeventiende tot de negentiende eeuw toen de Togukawa-shoguns regeerden. Gewapende strijd werd onderdrukt, en de strijders leerden ongewapende korteafstandstechnieken, beter bekend als het kumi-uchi (kumi=treffen en uchi=indirecte binnenwaartse slagen), m.a.w. verschillende grepen waarmee aanvallers konden worden uitgeschakeld. Het is dankzij de Japanners, en meer bepaald door Akijama Shirobei Yashitoki, dat deze sport later zodanig geperfectioneerd werd, dat ze nu algemeen aangenomen wordt een Japanse krijgskunst te zijn.
Toch bestaan er grote twijfels over de oorsprong, en er zijn ook verschillende versies; de meest aannemelijke lijkt ons de volgende.
Omstreeks 1500 bestudeerde een Chinees (eigenlijk een genaturaliseerde Japanner), een zekere Chin Gempin, enkele jiu-jitsugrepen die tot doel hadden de tegenstander te doden. Krijgers liepen toen grote risico's door ongewapend te velde te trekken; onnodige risico's, trouwens, want ze droegen hun zwaarden (wakizashi of de beter bekende katana).
Hun verdediging of aanval met de katana doorweefden ze met kleine handtechnieken, maar daar bleef het bij. Het was eigenlijk niet zo eenvoudig; de overgang van gewapende strijd naar strijd met de blote hand verliep traag.
De krijgers moesten zich aanpassen aan de verdedigingstechnieken die door de krijgsheren werden ontwikkeld; deze werden gekenmerkt door veelzijdige, intense en snel afwisselende bewegingen van de ledematen. Deze techieken hardden de krijger, wat een heilzame invloed had op zijn lichaam en op zijn karakter. Ze bevorderden de zelfkennis, de zelfbeheersing, de hardheid voor zichzelf, het respect voor zichzelf en voor anderen, de moed en het doorzettingsvermogen.
Chin Gempin begaf zich naar Japan (Tokio) en verkocht daar de jiu-jitsugrepen die hij bestudeerd had, aan de soldaten van de ridderorde die Daymo-kaste werd genoemd. Bij de samoerai werd het jiu-jitsu goed geheim gehouden. Het waren de samoerai die deze krijgskunst beheersten als geen ander, dankzij de verdere ontwikkeling van deze gevechtsmethode door Akijama Shirobei Yachitoki.
Pas na het opheffen van het kastesysteem, toen het dragen van blanke wapens in de negentiende eeuw (ongeveer driehonderd jaar later) aan banden werd gelegd, werd het jiu-jitsu in Japan een nationale gevechtssport. Er werden verschillende scholen geopend, zoals de Goto-Ryu Yagyu Ju-Jutsu of Yoshin-Ryu. Verschillende systemen en technieken doken op, die onderling niet sterk verschilden, zoals jaware en bujutsu.
Naar verluidt zijn de kerntechnieken afkomstig van Minamoto Genji Yoshimitsu (rond 1100), terwijl de atemi's (snelle slagen) werden bestudeerd en geperfectioneerd door D'Okayama Hochiroji or door Jigoro Kano van de Tenjin Shinyo Ryu.
In de loop van de twintigste eeuw veroverde jiu-jitsu West-Europa, zij het in sterk gewijzigde vorm. Dankzij het jiu-jitsu kennen we nu judo, karate, aikido,... allemaal competitiesporten die in de hele wereld hoog aangeschreven staan.
In België was de grondlegger van het jiu-jitsu (vroeger het min-jitsu) wijlen M.Minnen.